Landelijke inventarisatie export en verwerking dierlijke mest 2022: Mestoverschot gehalveerd en toch vrees voor tekort mestverwerkingscapaciteit

Het mestoverschot in fosfaat en stikstof is gehalveerd in de periode 2017 – 2021. Ten opzicht van 2015 is voor fosfaat zelf sprake van een afname met tweederde. Er wordt meer mest geëxporteerd en verwerkt dan o.b.v. het mestoverschot nodig zou zijn. De komende jaren zal het overheidsbeleid de benodigde mestverwerkingscapaciteit gaan bepalen. Langdurige vergunningstrajecten belemmeren echter de benodigde ontwikkelingen voor nieuwbouw, uitbreiding of aanpassing van mestverwerkingsinstallaties. Mestverwerkers maken zich zorgen over onduidelijkheid in het overheidsbeleid, fraude en het maatschappelijk beeld van mestverwerkers. Mestverwerkers zien kansen in dagontmesting, mestvergisting en RENURE productie. Dit zijn enkele conclusies uit de door NCM gepubliceerde ‘Landelijke rapportage en inventarisatie export en verwerking dierlijke mest 2022’. De belangrijkste bevindingen uit het rapport werden gepresenteerd tijdens het NCM symposium op 6 oktober. Het rapport is te downloaden via de link naast dit artikel.

Waarom deze rapportage?
Op verzoek van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en het agrarische bedrijfsleven inventariseert het Nederlands Centrum voor Mestverwaarding (NCM) jaarlijks de capaciteit van export en verwerking van dierlijke mest. Deze inventarisatie is van belang om marktinformatie te verzamelen, te verspreiden en zicht te krijgen op mogelijke knelpunten en uitdagingen. Het NCM heeft dit rapport opgesteld om vanuit een onafhankelijke positie informatie te verschaffen aan beleidsmakers, marktpartijen en andere belanghebbenden in de mestmarkt.

Mestbalans 
De te verwerken en exporteren hoeveelheid fosfaat in mest (het mestoverschot) is in de periode van 2017 tot en met 2021 gehalveerd, door een forse vermindering van de mestproductie en een kleine verruiming van de mestplaatsingscapaciteit in Nederland. Bij 100% benutting van de gebruiksruimte op de landbouwpercelen bedroeg het overschot in 2021 ruim 21 mln. kg fosfaat. Dat is een afname van circa 22 mln. kg fosfaat ten opzichte van 2017. 

De werkelijk gerealiseerde export en verwerking van fosfaat bedroeg in 2021 bijna 45 mln. Kg. Er werd dus substantieel meer mest verwerkt dan in theorie nodig was om het verschil tussen mestproductie en het potentieel mestgebruik in Nederland te compenseren. Dit impliceert dat de mestgebruiksruimte in Nederland niet volledig werd benut. De plaatsingsruimte voor fosfaat in de Nederlandse landbouw werd in de 2021 voor gemiddeld 83% benut. Deze benuttingsgraad was in 2017 nog gemiddeld 92%. Regionaal zijn er grote verschillen in benuttingsgraad.

Er werd ook meer stikstof verwerkt en geëxporteerd dan op grond van het verschil tussen aanbod en potentieel gebruik in Nederland noodzakelijk was. In 2021 was dit overschot 25,7 mln. kg stikstof, terwijl er 56,1 mln. kg stikstof werd verwerkt en geëxporteerd. Ook het mestoverschot in stikstof is sinds 2017 gehalveerd. De plaatsingsruimte voor stikstof uit dierlijke mest werd in 2020 voor 92% benut, dat is 4% minder dan in 2020 en 5% minder dan in 2017. Als RENURE (kunstmestvervangers) mogelijk worden, dan is de bemestingsbehoefte aan stikstof uit dierlijke mest in potentie veel groter dan er nu via mest beschikbaar is in Nederland. 

Export en verwerking dierlijke mest 
Het grootste deel van de uit Nederland geëxporteerde hoeveelheid fosfaat in mest werd in 2021 afgezet naar Frankrijk (15,6 mln. kg fosfaat en 12,6 mln. kg N), met name door een goede en groeiende marktvraag. De export van dierlijke mest naar Duitsland is in de periode 2017 tot en met 2021 sterk afgenomen, als gevolg van de aangescherpte gebruiksregels en handhaving in Duitsland. De export van fosfaat naar Duitsland bedroeg in 2021 8,2 mln. kg. en 10,4 mln. kg N. Gemiddeld genomen werden naar Duitsland mestproducten afgezet met een hogere N/P-verhouding dan naar Frankrijk. Bemestingsproducten die naar Frankrijk geëxporteerd worden, hebben gemiddeld een hoger gehalte aan fosfaat. 

De bij RVO geregistreerde mestverwerkingsovereenkomsten laten zien dat in 2021 voor in totaal 37,0 mln. kg fosfaat overeenkomsten zijn afgesloten voor verwerking en export van mest. De gerealiseerde export en verwerking bedroeg 44,5 mln. kg fosfaat. Er wordt dus meer fosfaat geëxporteerd dan er aan verwerkingsovereenkomsten worden afgesloten, en ook dan er op grond van de invulling van de verwerkingsplicht noodzakelijk is. Mogelijke verklaring is het feit dat mestverwerkers hebben geïnvesteerd in verwerkingscapaciteit en marktontwikkeling en alleen kostenefficiënt kunnen werken als ze volop produceren. 

Enquête en interviews mestverwerkers
Nederland had 135 operationele installaties in 2021. Van de operationele verwerkers hebben 23 bedrijven een aanvoercapaciteit van meer dan 100.000 ton mest. De vergunde aanvoercapaciteit van de gehele groep operationele verwerkers wordt geschat op ruim 11 miljoen ton mest per jaar.

Van de operationele bedrijven produceert 29% een gedroogde dikke fractie (>70% ds) of mestkorrels. 39% van de operationele bedrijven heeft aangegeven geen behandeling van de vaste fractie toe te passen. Deze bedrijven zetten de dikke fractie af naar de Nederlandse landbouw of naar andere verwerkers of passen geen scheiding toe. Door de andere bedrijven die dikke fractie produceren wordt deze na scheiding gecomposteerd, gedroogd en/of gekorreld. Bij 32% van de bedrijven wordt een vloeibaar concentraat geproduceerd, zoals mineralenconcentraat of ammoniumsulfaat. Deze producten zijn met name bedoeld voor de binnenlandse markt, waar ze stikstofkunstmest kunnen vervangen.

Mestverwerkers zien vooral kansen in vergisting van dagverse mest en RENURE-productie. Maar ook compostering wordt gezien als een toegevoegde waarde route voor organische fracties. Uitdagingen zijn het verkrijgen van vergunningen voor (uitbreiding) van mestverwerkingsinstallaties, en onduidelijkheid en wisselvalligheid van het overheidsbeleid. Zorgen zijn er ook over fraude en het maatschappelijk beeld van mestverwerking. Verder wordt een stijgende kostprijs van de verwerking als zorgpunt benoemd, met name door de bedrijven die geen mestvergisting toepassen. 

Discussie mestverwerkingscapaciteit
Het beleid van verplichte mestverwerking is in 2014 ingezet om het mestoverschot verantwoord buiten de Nederlandse landbouw af te zetten. Aan deze verplichting wordt dus al jaren ruimschoots voldaan. De komende jaren zal mestverwerking van belang blijven, maar zowel de vraag naar als de aard van de mestverwerkingscapaciteit zullen veranderen. Verschillende beleidsontwikkelingen zullen hier grote invloed op hebben. Een aantal hiervan is reeds ingezet of vastgesteld, een aantal andere van deze ontwikkelingen is nog onzeker.

  • Grondgebondenheid melkveehouderij, volgens de nota ‘Contouren van een toekomstig mestbeleid’;
  • 100% verplichte mestverwerking voor niet-grondgebonden veehouderijbedrijven, met een nieuwe definitie van mestverwerking, volgens de nota ‘Contouren van een toekomstig mestbeleid’;
  • Nationaal Programma Landelijk Gebied (Stikstofaanpak met aandacht voor bedrijfsbeëindigingsregelingen en innovatie);
  • Maatregelen 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn;
  • Afbouw graslandderogatie;
  • Energietransitie, mest als feedstock voor de productie van groen gas;
  • Introductie RENURE (kunstmestvervangers).

Veel van deze maatregelen hebben invloed op de mestproductie (excretie), en de gebruiksmogelijkheden van de nutriënten stikstof en fosfaat uit mest.

Eerdere analyse door NCM laat zien dat door krimp van de veestapel als gevolg van de verwachte stikstofaanpak het mestoverschot in 2030 nagenoeg verdwenen zal zijn: er blijft een klein fosfaatoverschot (9 mln. kg) en er ontstaat een klein tekort aan stikstof uit dierlijke mest, t.o.v. de plaatsingsruimte (9 mln kg.) (NCM, 2020).

Door maatregelen in het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn en de afbouw van de graslandderogatie zal de plaatsingsruimte voor dierlijke mest af gaan nemen. Als het hierboven berekende mestoverschot wordt gecorrigeerd voor dit verlies aan plaatsingsruimte zou het mestoverschot in 2030 uitkomen op 10-15 mln. kg fosfaat en 42-52 mln. kg stikstof. Dit is de hoeveelheid fosfaat en stikstof die bij 100% benutting van de plaatsingsruimte, niet in de Nederlandse landbouw is te plaatsen.

Toekomstig mestbeleid
De voorstellen voor het toekomstig mestbeleid zijn onder andere gericht op het realiseren van een 100% grondgebonden melkveehouderij en 100% mestverwerking voor de niet grondgebonden veehouderij. Dit zal, ook bij een krimp van de veehouderij, vrijwel zeker leiden tot een toename in vraag naar mestverwerkingscapaciteit. De in 2030 benodigde mestverwerkingscapaciteit o.b.v. de geanalyseerde variant A komt op circa 45-55 mln. kg fosfaat en 120-138 mln. kg stikstof.

De aard van mestverwerking zal wijzigen. Waar mestverwerking nu inspeelt op de eis van verplichte export van overtollig fosfaat, wordt dat anders. Mestverwerking zal moeten bijdragen aan maatschappelijke ontwikkelingen ten aanzien van o.a. stikstof, RENURE, klimaat, energie, voedselveiligheid. Hiervoor zijn investeringen en vergunningen nodig. Het is zaak dat hier een zo helder en integraal mogelijk kader voor wordt ontwikkeld, zodat de status en de doelen van mestverwerking helder zijn voor alle betrokkenen in de sector.

 

Landelijke inventarisatie export en verwerking dierlijke mest 2022: Mestoverschot gehalveerd en toch vrees voor tekort mestverwerkingscapaciteit
Auteur: Rembert van Noort
Bron: NCM Landelijke rapportage en inventarisatie export en verwerking dierlijke mest 2022
Publicatie: 05-10-2022