Urinefracties uit gescheiden mestsystemen tonen wisselende stikstofwerking
In het onderzoek is van een drietal urineproducten de stikstofwerking (N-werking) op grasland onderzocht: zuivere urine van het koetoilet en twee urinefracties van scheidingsvloeren (melkvee en vleeskalveren). De werking van deze producten is vergeleken met die van kunstmest (kalkammonsalpeter), die op 100 procent is gesteld. De N-werking van de drie urinefracties op grasland varieerde tussen 51 en 77 procent. Dat is lager dan op basis van de samenstelling werd verwacht en ligt onder de 80-90 procent die van een gierachtig product wordt verwacht.
Variatie per snede
De betrokken onderzoekers, Johan Specken en Wim van Dijk van Wageningen University & Research, merkten duidelijke verschillen in stikstofwerking tussen de jaren van het onderzoek. Daarbij maakte het wel uit in welke snede de producten zijn toegediend. Toediening in de eerste snede (2024) resulteerde in een N-werking variërend van 66-77 procent. Dat was aanzienlijk hoger dan de onderzoeksresultaten die zijn behaald in 2022 en 2023 waarbij de stikstofwerking varieerde van 51-64 procent.
Een belangrijk verschil tussen de jaren waarin het onderzoek is uitgevoerd is dat de mestproducten in 2024 bij relatief koel en nat weer en in 2022 en 2023 juist bij zomerse en drogere omstandigheden zijn toegediend. Zomerse omstandigheden geven een verhoogd risico op ammoniakvervluchtiging. Maar ook andere stikstofverliezen (bijvoorbeeld denitrificatie) of de verdeling (in sleuven versus volvelds) bij toediening kunnen een rol hebben gespeeld bij de lagere N-werking.
Aanwending van urinefractie op grasland
Plasmatechnologie
De resultaten die werden behaald met dunne mestproducten die zijn bewerkt met de plasma techniek van N2 Applied wisselden. In 2022 en 2023 was er sprake van een verbetering van de N-werking, terwijl, vermoedelijk door het hogere nitraatgehalte en de lagere pH de kans op ammoniakvervluchtiging daalt. In 2024 was het effect juist negatief, mogelijk door denitrificatie of uitspoeling onder natte omstandigheden.
Toedieningstechniek maakt verschil bij snijmais
In snijmais presteerde geïnjecteerde urine naast de rij even goed als kunstmest in de rij. Dit contrast met grasland hangt waarschijnlijk samen met de toedieningstechniek: injectie dekt de urine volledig af met grond, waardoor ammoniakemissie wordt voorkomen. Fecesfracties als basisbemesting gaven een minder goede stikstofbenutting dan drijfmest, mogelijk doordat ze relatief laat in het seizoen werden toegediend. Bij een vroegere toediening zal de organische stikstof meer beschikbaar komen.
In een demonstratieproef in wintertarwe presteerde gestripte ammoniumsulfaat vergelijkbaar met kunstmest.
Het onderzoek maakt deel uit van het BSMO-project (Betere Stal, betere Mest en betere Oogst) en werd uitgevoerd op de WUR-proefbedrijven Vredepeel en Marwijksoord. Op het NCM-symposium op 24 november wordt een samenvatting gepresenteerd van alle resultaten van het onderzoek. In BSMO zijn eigenschappen, economische en duurzaamheidseffecten en kansen en risico's van meststromen uit nieuwe stalsystemen onderzocht.