Landelijke rapportage en inventarisatie export en verwerking dierlijke mest 2025
Mestproductie
De uitscheiding van fosfaat van de Nederlandse veestapel is in de periode 2020 tot en met 2024 met 3% afgenomen van 150,7 tot 146,7 mln. kg fosfaat. Circa 59% van de fosfaatexcretie is afkomstig van de rundveesector. Voor de varkenshouderij, pluimveehouderij en overige diercategorieën was dat respectievelijk 22%, 14% en 5%.
De stikstofexcretie van de veestapel daalde in de periode 2020-2024 met circa 8% tot 448,9 mln. kg in 2024. Het aandeel van de rundveesector in de stikstofexcretie bedroeg in 2023 66%. De aandelen van de varkenssector, pluimveesector en overige diersoorten bedroegen in 2024 respectievelijk 18%, 11% en circa 5%.
Uitgedrukt in hoeveelheid mest is de mestproductie in de periode 2020-2024 licht gestegen van 74,3 mln. ton mest naar 74,4 mln. ton mest.
Gebruiksruimte dierlijke mest
De gebruiksruimte voor fosfaat in de Nederlandse landbouw bedroeg in 2024 132,6 mln. kg. Vanaf 2021 is de gebruiksruimte met 6 mln. kg fosfaat afgenomen. De afname kan voor een deel worden toegeschreven aan de afname van het areaal cultuurgrond, invoering bufferstroken en verschuiving van grasland naar akkerbouw. Het grootste deel van de gebruiksruimte voor fosfaat in de landbouw lag in 2024 in gebied Overig (73%), buiten de vee-dichte gebieden Oost en Zuid waar respectievelijk 17% en 10% van de gebruiksruimte voor fosfaat aanwezig was.
In 2024 bedroeg de plaatsingsruimte voor stikstof uit dierlijke mest 338 mln. kg. Dat is 12 mln. kg minder dan de gebruiksruimte in 2023. Dit verschil is vooral te wijten aan de afbouw van de derogatie en invoering van bufferstroken langs waterlopen. In de periode 2020-2024 is de plaatsingsruimte voor stikstof afgenomen met 39 mln. kg, ofwel ruim 10%.
Export en verwerking dierlijke mest
De bij RVO geregistreerde mestverwerkingsovereenkomsten laten zien dat in 2024 voor in totaal 36,8 mln. kg fosfaat overeenkomsten zijn geregistreerd voor verwerking en export van mest. Het grootste deel van deze verwerkingsovereenkomsten (24,8 mln. kg fosfaat) betrof geregistreerde mesttransporten (rVDM = realtime Vervoersbewijs Dierlijke Mest) met opmerkingscode 61. Ruim 32% van de geregistreerde mestverwerkingsovereenkomsten betroffen driepartijen overeenkomsten (DPO). In 2024 is voor circa 5,8 mln. kg fosfaat aan vervangende verwerkingsovereenkomsten geregistreerd.
In 2024 werd in totaal 41,7 mln. kg fosfaat verwerkt of geëxporteerd. Deze hoeveelheid is sinds 2021 redelijk stabiel en varieert globaal tussen 40 en 42 mln. kg. De omvang van de via rVDM’s gerealiseerde export in kg fosfaat, is in de periode 2020 tot en met 2024, afgenomen van 34,8 naar 29,3 mln. kg. De aanvoer naar de pluimveemestverbrandingsinstallatie BMC Moerdijk varieerde in de periode 2020 tot en met 2024 tussen 5,5 en 6,4 miljoen kg fosfaat. De aanvoer van dierlijke mest naar de erkende producenten van mestkorrels bedroeg in 2024 6,3 mln. kg fosfaat. Het aantal locaties waar mestkorrels worden geproduceerd is toegenomen van 10 in 2020 naar 19 in 2024.
In de periode 2020 tot en met 2024 werd het grootste deel van export van dierlijke mest naar Frankrijk afgezet. In 2024 bedroeg het aandeel van de export van fosfaat naar Frankrijk circa 48%, 29% ging naar Duitsland en 18% naar België.
Figuur 5.4 uit het rapport laat zien dat het grootste deel van de geëxporteerde en verwerkte mest uit pluimveemest bestaat. In de praktijk is het zo dat nagenoeg alle pluimveemest die in Nederland is geproduceerd (20,8 mln. kg fosfaat in 2024) wordt geëxporteerd of verwerkt (20,7 mln. kg fosfaat in 2024). In 2024 werd circa 13,2 mln. kg fosfaat varkensmest en 2,1 mln. kg fosfaat rundveemest verwerkt en/of geëxporteerd. Dit komt overeen met 41% van de in 2024 geproduceerde varkensmest en 2% van de geproduceerde rundveemest.
De export en verwerking van stikstof uit dierlijke mest bedroeg in 2024 in totaal 57,9 mln. kg. Hierbij is de export via rVDM’s in de periode 2020-2024 afgenomen van 36 naar circa 30 mln. kg stikstof. De aanvoer naar de pluimveemest verbrandingsinstallatie BMC Moerdijk is de afgelopen jaren relatief constant gebleven, in 2024 bedroeg de aanvoer 9,5 mln. kg stikstof. Daarentegen is de hoeveelheid stikstof in tot korrels verwerkte mest verdubbeld van 4,3 mln. kg in 2020 naar 8,5 mln. kg in 2024. De hoeveelheid stikstof in mineralenconcentraat varieerde in deze periode tussen 2,5 en 3,2 mln. kg stikstof. De hoeveelheid stikstof die via biologische behandeling is verwijderd uit mest is in 2024 toegenomen van 3,8 tot 6,0 miljoen kg stikstof ten opzichte van 2023. Deze stijging komt omdat er enerzijds meer mest is afgevoerd naar bedrijven die biologische stikstofverwijdering toepassen en tevens is het gemiddelde stikstofgehalte in de behandelde meststromen toegenomen.
In 2024 werd 39% van de hoeveelheid geëxporteerde stikstof naar Frankrijk getransporteerd, 38% naar Duitsland en 20% naar België. Deze percentages komen min of meer overeen met de situatie in 2023. De procentuele verdeling op basis van stikstof is anders dan van fosfaat door verschillende N/P-verhoudingen in de mestproducten als gevolg van verschil in marktvraag.
Nutriëntenbalans Nederlandse landbouw
In 2024 bedroeg de totale aanvoer van fosfaat in dierlijke en kunstmeststoffen en bodemverbeteraars 160,5 mln. kg. Daarvan werd 112,8 mln. kg gebruikt in de Nederlandse landbouw. De optelling van de geregistreerde export van dierlijke mest, de verwerking via verbranding en korrelproductie, de export van champignonsubstraat en de afzet naar hobbybedrijven, particulieren en natuurterreinen bedroeg 44,8 mln. kg fosfaat. Dit geeft een klein verschil van bijna 3 mln. kg fosfaat met de theoretisch benodigde afzet buiten de Nederlandse landbouw wanneer aanvoer en gebruik verrekend worden.
De aanvoer van stikstof in dierlijke mest bedroeg in 2024 401,5 mln. kg stikstof. Hiervan is 320,4 mln. kg gebruikt in de Nederlandse landbouw. De optelling van de verschillende posten van afzet buiten de Nederlandse landbouw bedroeg ‘slechts’ 66,4 mln. kg. in plaats van de theoretisch benodigde 81,1 mln. kg stikstof. Het verschil van 14,7 mln. kg stikstof komt overeen met circa 4% van de totale aanvoer van stikstof naar de Nederlandse landbouw.
De benuttingsgraden van de plaatsingsruimte op landbouwpercelen voor fosfaat en stikstof uit dierlijke mest bedroegen in 2024 respectievelijk 80% en 95%.
Mestbewerkingstechnieken
Voor de enquête onder mestbewerker is in 2025 met 121 bedrijven contact geweest en/of informatie verkregen, van 87 bedrijven is een enquêteresultaat uit voorgaande jaren gebruikt en met 24 bedrijven is geen contact geweest.
Er zijn in Nederland 213 operationele mestbewerkingsinstallaties, 15 bedrijven hebben een installatie in ontwikkeling en 1 bedrijf heeft dit jaar aangegeven niet (meer) actief te zijn in mestbewerking. In 49% van de gevallen vindt mestbewerking plaats op agrarische bedrijven.
Van de operationele installaties heeft 56% een NVWA-erkenning voor mestvergisting, 18% voor mestcompostering en 20% heeft een erkenning als ‘technisch bedrijf’ voor de productie van organische meststoffen en bodemverbeteraars (anders dan digestaat of compost). In de categorie overig (5%) vallen onder andere een aantal intermediairs die een opslaglocatie hebben opgegeven in de enquête. Daarnaast zijn er ook locaties de geen erkenning (6%) hebben voor hun locatie. Bij 57% van de locaties wordt mest gehygiëniseerd, dit betreft 72% van de vergunde capaciteit.
Van de mestverwerkers voert 45% varkensdrijfmest aan. Voor rundveedrijfmest is dat 48% en voor pluimveemest 32% van de bedrijven.
Voor het scheiden van digestaat in een vaste en dunne fractie wordt door 71% van de bedrijven een decanter toegepast. Producenten van mineralenconcentraat gebruiken meestal (79% van de bedrijven) een combinatie van een zeefbandpers en flotatie-unit. Deze combinatie is een voorbehandeling voor het toepassen van omgekeerde osmose waarmee het mineralenconcentraat wordt geproduceerd.
In de enquête onder mestbewerkers geeft 29% van de respondenten aan een vorm van hygiënisatie toe te passen op de dikke fractie. Van de bedrijven zet 36% een thermische of biothermische droogtechniek in en 12% pelletiseert mest tot mestkorrels.
De bedrijven die een bewerkingsmethoden voor dunne fractie opgeven, hanteren het meest omgekeerde osmose (15%), vaak gecombineerd met een ionenwisselaar (7%). Iets minder bedrijven (11%) passen stripping/scrubbing toe bij de bewerking van dunne fractie.
Producten uit mestbewerking
Bij 17% van de operationele mestbewerkers wordt uit de dunne fractie een vloeibaar concentraat geproduceerd, zoals mineralenconcentraat. Ammoniumsulfaat/-nitraat (geproduceerd via stripping-scrubbing) wordt door 10% van de bedrijven geproduceerd. De vergunde capaciteit bij producenten van vloeibare concentraten is 2,3 mln. ton mest, bij producenten van ammoniumsulfaat/-nitraat is dit 1,5 mln. ton mest. Veel bedrijven produceren meerdere producten. Mineralenconcentraat uit omgekeerde osmose en ammoniumzouten uit stipping/scrubbing gelden beide als potentiële RENURE-producten. Als aangenomen wordt (o.b.v. expert inschatting) dat per ingaande ton mest 2,5 kg stikstof wordt teruggewonnen in RENURE dan komt de totale operationele RENURE-productiecapaciteit op circa 10 mln. kg stikstof.
Mestvergisting
Uit de inventarisatie blijkt dat er 119 bedrijven zijn met een operationele biogasinstallatie waar mest wordt vergist (via mono-, co- of allesvergisting i.c.m. mest). Dat zijn er evenveel als vorig jaar en betreft 56% van de 213 operationele mestbewerkingsinstallaties en 40% van de vergunde capaciteit (o.b.v. ton input per jaar).
Er is jaarlijks 3,4 mln. ton mest en 1,6 mln. ton cosubstraat nodig om de SDE(+)(+)-beschikte hoeveelheid energie uit mestvergisting te produceren (zie tabel 7.2 uit het rapport). Deze hoeveelheden zijn vergelijkbaar met die van vorig jaar. In totaal werd er in Nederland in 2024 74,4 mln. ton mest geproduceerd (CBS, 2025), wat betekent dat 5% van het Nederlandse mestvolume wordt vergist.
Bij 69% van alle gerealiseerde vergistingsinstallaties met een SDE (+)(+) beschikking wordt mest gebruikt als input voor de vergister. De vergisting van mest en cosubstraat in monomestvergisters en co-vergisters leidt tot de productie van 557 mln. m3 biogas op jaarbasis. Dit biogas wordt vervolgens opgewerkt tot 170 mln. m3 groengas, 579 GWh elektriciteit en 679 GWh aan warmte. Ongeveer 21% van dit alles kan toegerekend worden aan mest als feedstock, de overige 79% komt uit het cosubstraat.

Mestbewerkingscapaciteit
Van de 213 operationele bewerkers hebben er 137 hun vergunde mestbewerkingscapaciteit opgegeven in de enquête. De totale vergunde bewerkingscapaciteit van deze groep bedraagt totaal 10 mln. ton mest per jaar. Op basis van extrapolatie tot 100% van de bedrijven is de inschatting dat de totale mestbewerkingscapaciteit van alle 213 operationele locaties ongeveer 15-16 mln. ton mest per jaar bedraagt.
Van de groep operationele bewerkers heeft 24% een vergunde aanvoercapaciteit van meer dan 100.000 ton per jaar. Zij vertegenwoordigen 70% van de vergunde aanvoercapaciteit.
De vergunde aanvoercapaciteit geeft slechts een beperkt beeld van de bewerkingscapaciteit in de zin van verwerking en export van fosfaat. Vergunde capaciteit wordt niet altijd daadwerkelijk gerealiseerd. Bovendien komt niet alle aangevoerde fosfaat in eindproducten terecht die buiten de Nederlandse landbouw worden afgezet. Daarnaast zijn de eindproducten van de ene bewerker in een aantal gevallen de grondstof voor de andere bewerker. Gemiddeld werd in 2024 81% van de vergunde capaciteit (in tonnen mestaanvoer) van deze bedrijven ook daadwerkelijk benut voor mestaanvoer. In 2023 lag dit percentage op 74% benutting.
Uitbreiding bestaande installaties
Van de respondenten heeft 32% aangegeven uitbreidingsplannen te hebben. In ongeveer de helft van de gevallen betreft dit een uitbreiding in capaciteit. In het overige deel van de gevallen betreft het een uitbreiding van het technische proces, zoals bijvoorbeeld installeren van een stripper, toevoegen van vergisting aan het bewerkingsproces of omschakeling van WKK naar groengas productie.
Nieuwe installaties in ontwikkeling
Van de bedrijven hebben 15 respondenten aangeven een mestbewerkingsinstallatie in ontwikkeling te hebben. De gezamenlijke capaciteit van de 15 installaties in ontwikkeling is 1,8 mln. ton mest vergunde capaciteit. Hiervan is 1,1 mln. ton mest bestemd voor de productie van mineralenconcentraat met behulp van omgekeerde osmose. En 0,4 mln. ton mest is voorzien voor installaties die ammoniumzouten produceren met stripping/scrubbing.
Indien de potentiële RENURE-productie 2,5 kg N/ton mest is komt het RENURE potentieel van de installaties die nog in ontwikkeling zijn op 3,8 mln. kg stikstof.
Bovenop de via deze enquête bekende initiatieven zijn er waarschijnlijk nog veel initiatieven op boerderijschaal of van regionale samenwerkingsverbanden die nog niet bekend zijn bij NCM.
Mestbewerking in de provincies
Noord-Brabant telt met 57 locaties de meeste mestbewerkingslocaties, gevolgd door Limburg (29), Gelderland (27), Friesland (26) en Overijssel (23).
De totale mestbewerkingscapaciteit van alle 213 operationele locaties wordt geschat op ongeveer 15-16 mln. ton mest per jaar. Van de landelijke mestbewerkingscapaciteit bevindt 42% zich in de provincie Noord-Brabant, 19% in Gelderland en 9% in Limburg. In Friesland en Overijssel is het capaciteitsaandeel respectievelijk 4% en 7%.
Opvallend is het hoge aantal vergisters in de provincie Friesland (24), Overijssel (19) en Noord-Brabant (18). De meeste mestaanvoer naar vergisters vindt plaats in de provincies Noord-Brabant (bijna 900.00 ton mestinput) en Overijssel (bijna 500.000 ton). In Drenthe en Friesland bedroeg de mestaanvoer naar vergisters in 2024 ruim 400.000 ton. De totale mestaanvoer naar vergisters in Nederland bedroeg 3,4 mln. ton in 2024.
De NVWA maakt onderscheid tussen installaties die gehygiëniseerde/verwerkte mest produceren en installaties die geen gehygiëniseerde/geen verwerkte mest produceren. Met name Noord-Brabant (36), Limburg (25) en Gelderland (13) kennen een hoog aantal bedrijven die mest hygiëniseren (voor export). Friesland (22) en Noord-Brabant (21) hebben een groot aantal bedrijven dat niet hygiëniseert, waarschijnlijk voor toepassing van de mestproducten in de regio of op het eigen landbouwbedrijf. Het is mogelijk dat deze mestproducten door andere schakels verderop in de mestketen alsnog gehygiëniseerd worden.
Figuur 7.19: Aantal NVWA-erkende operationele locaties voor (on)verwerkte mest per provincie