Zienswijze van LTO op wetsvoorstel 'Grondgebondenheid en mestafzet'
De opstellers van de initiatiefwet kiezen voor een strakke ruimtelijke tweedeling van het platteland in een ‘agrarische hoofdstructuur’ naast ‘maatschappelijke landbouwgebieden’. LTO vraagt zich af of Nederland niet te klein is om voor een dergelijke rigide tweedeling te kiezen.
Met betrekking tot grondgebondenheid wordt in dit wetsvoorstel voor een norm gekozen van 0,35 hectare per grootvee-eenheid in de 'agrarische hoofdstructuur' en 1,5 grootvee-eenheid per hectare in de 'maatschappelijke landbouwgebieden'. Voor LTO is onduidelijk welk doel bereikt moet worden met deze normstelling. De organisatie voorziet dat veel melkveehouders er door in de problemen komen.
Een consequentie zal zijn dat het leidt tot een krimp van het graslandareaal. LTO stelt voor om de generieke normen in het wetsvoorstel te schrappen. De landbouworganisatie bepleit een aanpak waarbij gekozen wordt voor doelsturing en ondernemers de ruimte krijgen om doelen te halen op een wijze die past bij de bedrijfsvoering.
Ook ten aanzien van mestafzet is LTO niet overtuigd dat regio- en afstandscriteria zullen resulteren in een verbetering van de waterkwaliteit. De voorgestelde afstandscriteria zullen er bijvoorbeeld in de noordelijke provincies voor zorgen dat beschikbaarheid van mineralen een knelpunt wordt. Op die manier kan verplichte mestafzet in een beperkt gebied leiden tot extra krimp, terwijl dat volgens de volgens de memorie van toelichting niet het doel is.
LTO vraagt zich verder af hoe het wetsvoorstel zich verhoudt met het ontwerp voor de nieuwe Nota Ruimte. Bovendien vindt de organisatie dat er analyses ten aanzien van bedrijfseffecten nodig zijn met doorrekeningen van het Planbureau voor de Leefomgeving en Wageningen University & Research en een beoordeling van het Adviescollege Toetsing Regeldruk.
De volledige inbreng van LTO op de internetconsultatie is te vinden op de website van LTO Nederland.