Rekenkamer kritisch over aanpassing forfaitaire norm voor melkvee

Minister Wiersma van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur heeft de forfaits voor de hoeveelheid stikstof die een melkkoe produceert te laag vastgesteld, stelt de Algemene Rekenkamer. Wanneer melkveehouders hun stikstofplaatsingsruimte gaan benutten op basis van een berekening met de forfaits van de minister, dan ligt het werkelijke stikstofgebruik gemiddeld enkele procenten hoger dan de Europese norm. Naast het risico dat Nederland de Europese mestregels niet naleeft, vergroot het hogere stikstofgebruik ook het risico dat er meer nitraat in het water terechtkomt.

Om uit te rekenen hoeveel stikstof via de mest in de bodem op het land terechtkomt, bevat de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet ‘stikstofexcretieforfaits’. Ongeveer de helft van de melkveehouders berekent met deze forfaits hoeveel stikstof zij via de mest uitrijden op het land. Om de hoogte van deze forfaits te bepalen, wordt de hoeveelheid stikstof die koeien uitscheiden in de mest en urine gecorrigeerd met het percentage van de stikstof dat vervliegt in de stal en mestopslag. Dit percentage is vastgelegd  in de stikstofcorrectiefactor.


Eind 2024 heeft de minister Wiersma besloten om de stikstofcorrectiefactor voor melkvee per 1 januari 2025 te verhogen. De stikstofexcretieforfaits in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet zijn hierop aangepast. Dat gebeurde op basis van adviezen van de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM). In afwijking van een advies van de CDM uit 2024 heeft de minister de stikstofcorrectie echter ook toegepast op de stikstof in de urine en mest tijdens beweiding. Dit is niet juist, want tijdens de beweiding zijn er geen gasvormige verliezen, stelt de Rekenkamer.  


De Algemene Rekenkamer heeft een berekening gemaakt voor een bedrijf met een jaarlijkse melkproductie van 8250 kilogram melk per koe en een ureumgetal van 25. In dat voorbeeld blijkt dat er een verschil in de stikstofexcretie per koe van 2,4 kilogram als bij de stikstofcorrectie rekening was gehouden met het effect van beweiding.

Bron: Algemene Rekenkamer, 21/05/2025
Publicatie: 28-05-2025