Experimenten met bepalen van stikstofresidu binnen Koeien & Kansen
In de teelt van snijmaïs en grasland wordt vaker gesproken over het toepassen van stikstofresidu aan het einde van het groeiseizoen als instrument voor doelsturing op waterkwaliteit. Het stikstofresidu is eenvoudiger te meten dan de nitraatconcentratie in het bovenste grondwater en geeft een perceelsspecifieker beeld dan het stikstofbodemoverschot. In het teeltjaar 2024 hebben 3 deelnemers van het project Koeien & Kansen geëxperimenteerd met het inzetten van het stikstofresidu om de bedrijfsvoering te analyseren.
Bij de 3 bedrijven zijn praktijkmetingen uitgevoerd. De experimenten richtten zich specifiek op de teelt van mais na gras op zandgrond, het beweiden in het najaar op zandgrond en de teelt van tulpen na grasland en de teelt van klaver op kleigronden. Bij één bedrijf werd handmatig bemonsterd, terwijl bij de overige twee bedrijven gebruik gemaakt werd van een hydraulische guts achter de trekker. Beide methoden kennen voor- en nadelen.
De gevonden verschillen in stikstofresidu tussen de behandelingen waren in lijn zijn met de verwachtingen, met name op zandgronden. Op dit moment is er in Nederland echter nog geen eenduidig beoordelingskader voor het stikstofresidu. Zo zijn er nog geen vaste grenswaarden voor verschillende grondsoorten en gewassen. Ook is er nog geen uniform monsternameprotocol.